een interview met Jules Terlingen



Jules Terlingen is geboren in 1957, woont in Rotterdam, is getrouwd en heeft twee zoons.

Na mijn middelbare schooltijd in Amstelveen ben ik rechten gaan studeren in Amsterdam. Die studie heb ik niet afgemaakt; ik ben de regieopleiding gaan volgen aan de Amsterdamse Theaterschool. Daar heb ik vooral gedaan wat ik leuk vond: stukken schrijven, voorstellingen maken, regisseren.

Na mijn afstuderen in 1988 wilde ik dat blijven doen; mijn eigen dingen maken, onder eigen beheer; niet bij een bestaand gezelschap, maar zelf acteurs zoeken, repeteren, en dan spelen met dat ding. Dat viel niet mee. Geld om iets te maken was er nauwelijks. Ik moest naast het regisseren blijven werken als taxichauffeur. Dat deed ik al tijdens mijn regieopleiding om mijn studie te betalen. De combinatie tussen de rauwe Amsterdamse taxiwereld en het theater maken werkte eigenlijk wel goed. Tijd om te gaan zweven of abstract te worden was er in elk geval niet. Het was dag en nacht werken en opletten.

Dat knokken om het bestaan past wel een beetje bij mij. En ook bij mijn eigen club Würz. Mijn voorstellingen gaan vaak over enkelingen, schoppend tegen de rest van de wereld. In familieverband, zoals bij mijn eigen tekst Fokker (1996), of bij De Vader van Strindberg (1999). Of zoals in Peyton Place (2003) waar een opgroeiend meisje zich afzet tegen de verstikkende dorpscultuur.

In 1998 vroeg Toneelgroep De Appel mij een gastregie te komen doen. Die club beviel me wel. Misschien omdat ze ook al jaren tegen alle adviezen en verhalen van toneelcommissies in volstrekt hun eigen gang gaan. Ik heb daar vervolgens ook Salome van Oscar Wilde (2000) en De onverstandigen sterven uit van Peter Handke (2001) geregisseerd. In 2003 heb ik samen met Aus (Greidanus, artistiek leider van de Appel) de regie gedaan van de theatermarathon Tantalus van John Barton.

Met Würz kan ik tot en met 2005 nog drie projecten maken. Dan is het geld op. Ik hoop daarna verder te kunnen gaan. Ik kan me bij Würz dingen permitteren die ik bij de Appel niet kan maken. Noem het een format, een cultuur, of publieksverwachting. Bovendien is de Appel een ensemble, en ik werk ook graag met loslopende types die samen in een voorstelling iets kunnen veroorzaken wat ik nergens anders terug zie.

De Raad van Cultuur ziet mij liever bij de Appel al mijn dingen doen. Daar heb ik Würz niet voor nodig, zeggen ze. Dat kunnen zij vinden maar vindt het publiek dat naar de Appel komt dat ook? Dat kan nog best een flinke strijd worden. Ik ben benieuwd.

De voorstelling Death Is What Happens While You're Busy Making Other Plans is zo'n project dat bij de Appel niet zou kunnen. Misschien over een paar jaar, als het publiek daar een beetje gewend is geraakt aan andere voorstellingen dan ze daar nu krijgen te zien.

De tekst van DIWHWYBMOP krijg ik per mail aangeleverd. Het is geen kant en klaar script, het is de bedoeling dat ik op hun materiaal reageer, dan gaan zij weer aan de slag. Jorg en Ernest, twee van de drie schrijvers, ken ik van de school in Rotterdam waar ik sinds 1987 voorstellingen regisseer. Ze vormden een dynamisch duo dat aan de lopende band toneelteksten kon leveren. Na hun examen zijn we elkaar blijven zien. Ze hebben voor Würz al een paar stukken geschreven, zoals Onder Controle (1999) en Het Jaar van het Paard (2002). Jorg is daarnaast ook min of meer de vaste technicus bij Würz geworden. Hij maakt de soundtracks voor mijn voorstellingen, en ontwerpt regelmatig ook het lichtplan.

Het verhaal dat achter Yusef, die ook aan DIWHWYBMOP heeft meegeschreven, een keur aan Nederlandse schrijvers schuil gaat ken ik natuurlijk ook. Eerlijk gezegd interesseert me dat niet zo. Het gaat me om de tekst. Voor zover ik zijn stijl herken heeft ie maar één scène geschreven. Maar die is wel gelijk goed.

Death Is What Happens While You're Busy Making Other Plans gaat volgens mij over eenzaamheid, over het verlangen naar intimiteit en de troost die de radio je kan bieden.

Als je helemaal alleen bent / Als het donker is en laat /
Als je het even niet meer weet / Dan is er altijd nog de radio

In zijn radioprogramma daagt radiohost Dr Bub jonge meisjes uit met hun verhalen en problemen te komen. Zijn telefoon staat dag en nacht voor hen open. Waar zijn obsessie voor tienermeisjes precies vandaan komt, daar komen we niet achter. Je denkt onmiddellijk aan een vieze oude man, Dr Bub had hun vader kunnen zijn. En daarbij is hij ook behoorlijk eenzaam. Maar behalve de seksuele geladenheid is er ook het onmiskenbare doodsverlangen, de zelfdestructie, de extreme ontevredenheid over hun uiterlijk, en de neiging om risico's aan te gaan die hem in de meisjes fascineert. Het zijn net engelen, merkt Dr Bub op, ze leven in een wereld waar ik niet bij kan komen.

Waarom ze doen wat ze doen blijft een mysterie, hoe hij ook doorvraagt. Ondertussen kunnen we ons er van alles bij voorstellen, omdat wij, net als Dr Bub, de meisjes niet zien. We horen alleen hun stemmen, de verhalen waarmee Dr Bub zijn eigen wereld creëert. Die wordt ruw verstoord als ineens zo'n meisje de studio komt binnen lopen. De verbeelding maakt plaats voor de werkelijkheid: jong ding ontmoet oude man. Hoe dat precies gaat verlopen weet ik nog niet, daar komen we pas achter als we gaan repeteren. De schrijvers zijn er ook nog niet duidelijk over. Maar de titel lijkt een happy end uit te sluiten.

[ terug naar de DIWHWYBMOP pagina ]